Bij ons in de buurt staat een schuurtje. Een vervallen
ding, overeind gehouden door de struiken die er in groeien en door de planken
heen naar buiten steken. Wat schapen grazen er omheen. Er staat een verroeste
drinkbak. Een rotzooi is het er eigenlijk. Een schuurtje waarover je je na elke
storm weer verbaast: het is een wonder dat hij er nog staat. Een lelijk ding
ook.
Maar laatst fietste ik er langs in de avondzon. Lange
schaduwen lagen over het lome land. De lucht kleurde blauw, met daarin een
sprankje geel. De ruggen van schapen lichtten op in het niemandsland tussen
schaduw en zonlicht. En daarachter stond dat lelijke schuurtje. Prachtig nu. De
afgebladderde houten planken kleurden door het zonlicht bijna net zo bleek als
de schapen. De bomen en struiken rondom staken juichend af tegen de lucht. Het
warme licht kon je bijna in drinken. Is dit wat Psalm 19 beschrijft?
‘De hemel vertelt Gods eer,
het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.
De ene dag spreekt overvloedig tot de andere,
de ene nacht geeft kennis door aan de andere.
Geen spreken in er, geen woorden zijn er,
Hun stem wordt niet gehoord…’
En dat schuurtje nú: wat een schitterend bouwval! Toch is
dit dezelfde schuur als dat lelijke ding. Het mooie ervan ligt duidelijk niet
in de schuur zelf, maar in wat hem beschijnt. Door het warme zonlicht zie ik
hem opeens letterlijk in een ander licht. Zoals Psalm 19 ook even later beschrijft:
iets van Gods grootheid wordt verwoord door de zon en ‘niets is verborgen voor
zijn zonnegloed’.
Precies als dat schuurtje is ons leven ook. We staan
overeind, maar wel met de nodige kieren. We zien zelf maar al te scherp onze lelijke
eigenschappen die we de kans geven om flink in ons te groeien. En om soms
tussen de planken door naar buiten te steken. We kunnen af en toe anderen wel
te drinken geven, maar het is uit een verroeste drinkbak. We zijn rijp voor de
sloop.
En toch… En toch is dit niet het hele verhaal. Want
beschenen door de zon staan wij letterlijk in een ander licht. Beschenen door
Gods genade is ons leven opeens een schitterende ruïne. Niet omdat onze
lelijke gewoonten opeens niet weerzinwekkend meer zijn, maar omdat God ze glans
geeft. Omdat we ze mogen zien in het milde avondlicht van Gods genade.
De hemel vertelt Gods eer…
Geen spreken is er, geen woorden zijn er,
Hun stem wordt niet gehoord.
Maar toch…